zaterdag 19 februari 2011

de jeugd van bubbelplastic

Met de Tamagotchi rond de hals je wijk rond schaatsen. De blond gebleekte haren recht in de wind: ‘can’t touch this’. Mc Hammer hoeft het geen twee keer te zingen, wij ontstonden in de jaren tachtig. Niemand zwaait hier het vredesteken, blijf uit sociale revolutie. Eindelijk zijn we weer doodgewoon. De Vietcong verdween in de jungle en de Koude Oorlog komt pas in het vijfde middelbaar. Geschiedenis was altijd voor later.  Geef ons nu gewoon een walkman. Weg leed en kennis, driewerf hoera voor massale overgave aan de hypercommerciële popcultuur. Vanuit onze opblaasbare stoel schreeuwen we collectief ‘massa-identiteit!’. We halen onze wassen neus hoog op voor mutualiteit of individualisme, en piercen hem alvast vol inschikkelijke ringetjes. Beverly Hills 90210, Mario Bros, Teletubbies en  Britney Spears. Een wereld waarin niks echt hoeft te zijn, je moest er maar in leven. Een resumé voor wie in de jaren tachtig onbeduidend het levenslicht zag: de jeugd van plastic.

Het begint met een vreemde verzameldrang. Zonder enig oog op schaarste, blijkt alles alvast goed te hamsteren. Als ode aan de opgang der multinationale ondernemingen worden alle bolletjes uit lege inktbuisjes herenigd in de vulpen. Zonder weerga, zonder gekheid. Dit ontging dé nieuwe marktleider in kartonnen verpakkingen niet. Tetra Pak ontketent het knip en plak-decennium: elk punt bij je melkbrik betekent een stap dichter bij je eerste zakmes of gerecycleerde schrift. De Verwoede Melkdrinker op de speelplaats was geboren. Vanaf dit moment wordt sparen kinderspel in elke zin: Artis Historia-punten, flippo’s, Kipling-aapjes, tutjes en allerhande andere verkleinwoordjes moeten bezit worden. Om nogal onduidelijke redenen groeit simultaan een massale focus op de sticker. Het lichaam als tableau vivant van de materiële beschaving, behoeft plots elke Turtlesticker uit de kauwgum, voetbalsticker uit de Penny Wafers en tattoosticker uit de roze bubbelgum. ‘Alles behalve geld sparen’ dient hier en helaas ook later als enige dekkende leus.

Mensen lachen om niet te huilen, en jongeren liggen voor de beeldbuis om niet te bewegen. Met de zak chips als gezworen zetelkameraad verslinden we elke mogelijke afleiding van het werkelijk-zijn. Met Samson en Gert, Plons de Gekke Kikker en Babar mag dit laatste letterlijk opgevat worden. Onze blik verruimt op vreemde wijze met de jaren, de ogen blijven echter steevast op het onzedelijke doel gericht. Van de Droomfabriek tot de Fresh Prince Of Bel Air en Renegade, hier verliezen we het geloof in elke bestaansreden.

Maar het taboe van godloosheid mag niet sneuvelen, we zijn nog niet meerderjarig. Het enige machtige en aanbiddelijke wezen veruitwendigt zich in voedsel. We lachen met God, maar niks zo oprecht als het Punica-fruitsap van Oase, de Dinosauruskoek en de witte en bruine chocoladepasta. Het hoofddoekenverbod is nog geen doctrine, dus eren we zonder beperking onze voedselgod. Met in snoepkleur geverfde haarlokken dragen we gretig vestjes in alle fluorescerende kleuren van Fanta en Calippo. Harmonische eenheid is een uitdrukking van verloren generaties. Onder andere bedekte termen groeit plots de onverklaarbare begeerte naar een  mix van retro-identiteiten: olifantenpijpen, skivestjes, John Lennon-zonnebrillen en salopetten. De heuptasjes, plateauzolen en baggy-broeken pogen tevergeefs de jaren negentig eigenheid te geven. Maar niet heus, we bedenken liever geen eigen identiteit.

De schriftelijke overlevering lijkt bij ons onderbroken, doch twee boeken genieten onze afgodische verering. Het Uur Nul van Dirck Bracke en Blauwe Plekken van Anke De Vries: fetisjen op de heidense boekenplank. ‘Wij Zijn Wegwerpkinderen’ van Thea Beckman zingen we in canon. Alles moet op en weg. Het tweede millennium verandert hier weinig aan. Dit is geen tweede duizend jaar na Christus, maar twintig jaar na onze wording. Wij zijn nog steeds de wegwerpcultuur. De eeuwige vete tussen de katholieke jeugdbewegingen lijkt beslecht, we geloven beter gewoon nergens in. Ecologie, globalisering en geleerdheid blijven echter kleine woordjes. Volledig los van de consumptiecrisis zweren we nog steeds bij materiële voldoening, deze keer in dichtvorm.