vrijdag 29 oktober 2010

Waste(d) Love

Afvalcrisis in Napels. Honderden tonnen overbodigheid. Loslopend wild op de straatstenen. Als een ongecontroleerde dode massa. Ze schreeuwt alles wat niet mooi is, naar iedereen die kijkt. Houden willen we ze vooral niet, definiëren nog minder. Eigenlijk heeft ze geen plaats, en ze hoeft er evenmin één te eisen. Ze moet hier vooral niet komen roepen dat de planeet vol is. Akelig.

Hoe groeit angst voor je eigen afval. Een beetje zoals voor vreemdelingen. En dan vooral als ze hier zijn. De vluchteling-migrant-asielzoeker van gisteren. En morgen;  wat een visuele last. Ze vormen het stoffelijke bewijs van een wereld van ongeluk. Ze dragen de geur van armoede en onveiligheid uit. Een vervelend afvalproduct van dat moderne hier. Menselijke overschotten,  overbodige mensen. Vooral niet zichtbaar worden. Weg die tenten van tijdelijkheid. Van oneigenlijk plaatsnemen in ruimte. Want ledigheid dient ons hier als perfectie. Een park zonder zorgen. Geen maatschappelijk afval. Geen triggers voor wat niet hoeft te bestaan. Zoals afval. Allen anti-vuilvies!

Dus het moet weg . Onder de grond, achter de muur. Maar vooral uit het zicht. Lap: de Italiaanse regering zette geen toereikend afvalsysteem op. De hopen rest in de straten van Napels doen pijn. Ze ademen menselijkheid uit. Uit ons eigen huis geworpen, naakt op de straathoek. En als niemand ze snel doet verdwijnen, stort het hele systeem van ontkenning in elkaar. Het begint naar leven te stinken. Een schuldige humus van het Teveel, ostentatief op elkaar gegooid. Je kan er maar beter met een enorme boog van negatie omheen. Want hier zingen de mensen:  al het levende op één schone hoop, al het dode op de andere. Al het gekleurde boven de grond, al het verkleurde diep eronder. O wee osmose!

Omhels het wegwerpmateriaal. Zet de vreemde op je schoot. Zing het lied van de wederzijdse doordringing. Hou gewoon van je eigen afval. Kom hier menselijke en stoffelijke neveneffecten van die lekkere welvaart. Viezigheid? Maak er dan geen vuil boeltje van.   

woensdag 27 oktober 2010

McFlurry Yourself


Ver voorbij de grens van de esthetiek, pal onder de neonlichten van de eenzaamheid, op een plaats waar de mensen net iets vergankelijker ogen, daar precies huist de McDonalds. Als een regenboog van geluk in Gent en omstreken geplant, is de McDonalds altijd akelig dichtbij. Toch lijkt het een enorme anti-kruistocht naar de wereld der cholesterol . Ik heb de onverantwoorde stap gezet, en er is geen suikerloze weg meer terug. 

Hoewel McDonalds als enige bewijst dat eten ook lelijk kan zijn, rukt één blinkend potje zich van alle eetbare ongezelligheid los. De McFlurry. De nieuwe ijsgod heet softijs. Rechtstreeks uit de automaat gespuwd, als een kind van alle tijden. Ronald McDonald wist wel beter; softijs kent geen grenzen. Noch in de tijd, noch in de ruimte. Vergeet  Ben & Jerry, het ambachtelijke ijskraam of – voor de die hards onder ons- het gamma van Ijsboerke , de McFlurry heeft het allemaal. Letterlijk. Hoe veel bollen ijs kan je scheppen voor die enorme eenvoud toeslaat. Hoe diep kan je vissen naar die stukken cookie dough. Hoe enorm ontgoochelend is de uiteindelijke notie dat er gewoon geen meer in dat toch wel te kleine potje zitten. Op een plaats waar je het nooit zou verwachten, is hét goedkope antwoord geboren: McFlurry Yourself. Je stelt gewoon je eigen beker van geluk samen. Erin: Cornettoschilfers, M&M’s, gecarameliseerde pecannoten of speculaasstukjes. Erover: chocolade-, aardbeien- of caramelsaus. Maar zoals het in elke eettent van wansmakelijke superlatieven betaamt, hoeft de keuze niet. Allemaal tegelijk. ALLES SAMEN. De Mcmixer erin. Weldaad alom. Weg morele schaamte, welkom instante aanvaarding. Zelfs het antidecor dreigt te vervagen. Het onverwacht fantastische aan de Alles-erin-aub-McFLurry (voor maar een euro meer dan de eenvoudige McFlurry van 2,5 euro? ) is dat elke hap wel degelijk vol krokante verrassingen zit. 

Twee bestemmingen voor instant geluk: Martelaarslaan en Korenmarkt. Ga volledig over de rooie en ontken integraal de lokale gastronomie: buurlanden zoals Nederland, altijd warm voor de regenboogsnack, vullen je McFlurry met Bounty, Kitkat en stroopwafel. Voor het wereldwijde gamma van extase:





woensdag 20 oktober 2010

gewrongen blog

Een totale leek. Dit moet ik besluiten na een kliktocht in de blogwereld. Het enige wat iedereen deelt is wel facebook. Ik moet mijn mening herzien: een blog hebben is nu de standaard. Je tentoonstellen via foto’s en quotes blijkt niet langer genoeg, de hele visie moet ook publiek. In dagboekstijl. Bloghoppend vind ik er in enkele klikjes duizenden. Volledig uitgesloten van de wereld der persoonlijke gedachtenkronkels, je voelt je even alleen. Ik wil ook iemand die reageert op wat ik denk! Maar was er om die reden niet de vriend? Volgens Andrew Sullivan (Why i blog) maak je via een blog de hele wereld tot je vriend. Toen ik het woord ‘friendship’ – dat bovendien als enige cursief uit de tekst wou springen- las, moest ik even slikken. Je moet de drang maar voelen.
Een blog: a log of thoughts and writing posted publicly on the World wide web, aldus Sullivan. Alle gedachten voor iedereen.  Klinkt allemaal wel heel bizar, een gezellig onderonsje tussen blogger en de rest van de mensheid. Dat ik via het net zomaar even in het hoofd van elke vreemde kan, maakt voyeurisme hier zowaar tot een eufemisme. Is een blog werkelijk de vrije en directe toegang tot ieders gedachten? En niet zomaar gedachten, maar de spontaneous expression of instant thought (Sullivan). De dagboekstijl verraadt nochtans haar spontaniteit. Vol ongeloof probeer ik even m’n gedachten op een uiterst spontane manier neer te schrijven. Het klavierbord centreert zich voornamelijk rond de backtoets. Dit lukt dus niet. Instantly public? Ik denk het niet. Deadline het nu? Betwijfelend. Sullivan stelt dat een blog minder formeel, veel vrijer en levendiger is dan een roman of artikel. Tot op zekere hoogte, reageer ik dan. Net zoals facebook – het prijsgeven van je identiteit-  eerder ruikt naar exhibitionisme. Een weloverwogen expositie over je eigenste zelf. Een tactisch gekadreerd zielenbeeld. Geen enkele letter of beeld ontsnapt aan reflectie. Een boek vol ongeforceerde portretten was het nooit. Het oneigenlijke gebruik van facebook: geen gezichtsverlies lijden.
In de wereld van de formaliteit lijkt de blog een klein eilandje van intimiteit en individualiteit. Maar geen improvisatie te bespeuren op dat zielseilandje me dunkt. ongedwongen huist er niemand. En dat om de eenvoudige reden dat ze inherent collectief is (Sullivan’s woorden!). Ze is er om te lezen. De feedback is instant, persoonlijk en brutaal. Dat noodt de blog tot stilistisch denkwerk. En maakt haar vorm tot een geijkte versie van de gesloten dagboekstijl. Je schrijft om als blog gelezen te worden. Niks ‘hazardous’ aan, buiten het feit dat je ze op een open en directe manier aan je identiteit kleeft. Eerder dan a form of instant and global self-publishing (Sullivan) lijkt de blog a relative standard form of clear-thinking and global self-publishing.


Een goede blog is je eigen private Wikipedia (Sullivan). Oké. Ik moet hard nadenken welk deel van mezelf de blogosfeer in moet. In hoeft. Mijn bescheiden ego noopt snel tot zwijgen. Dan maar iets anti. Dat is makkelijk. Voor alle anti's van de veilige nee, er zijn ja's in de wereld.  

(op Andrew Sullivan ; Why I Blog. Atlantic.com)