Afvalcrisis in Napels. Honderden tonnen overbodigheid. Loslopend wild op de straatstenen. Als een ongecontroleerde dode massa. Ze schreeuwt alles wat niet mooi is, naar iedereen die kijkt. Houden willen we ze vooral niet, definiëren nog minder. Eigenlijk heeft ze geen plaats, en ze hoeft er evenmin één te eisen. Ze moet hier vooral niet komen roepen dat de planeet vol is. Akelig.
Hoe groeit angst voor je eigen afval. Een beetje zoals voor vreemdelingen. En dan vooral als ze hier zijn. De vluchteling-migrant-asielzoeker van gisteren. En morgen; wat een visuele last. Ze vormen het stoffelijke bewijs van een wereld van ongeluk. Ze dragen de geur van armoede en onveiligheid uit. Een vervelend afvalproduct van dat moderne hier. Menselijke overschotten, overbodige mensen. Vooral niet zichtbaar worden. Weg die tenten van tijdelijkheid. Van oneigenlijk plaatsnemen in ruimte. Want ledigheid dient ons hier als perfectie. Een park zonder zorgen. Geen maatschappelijk afval. Geen triggers voor wat niet hoeft te bestaan. Zoals afval. Allen anti-vuilvies!
Dus het moet weg . Onder de grond, achter de muur. Maar vooral uit het zicht. Lap: de Italiaanse regering zette geen toereikend afvalsysteem op. De hopen rest in de straten van Napels doen pijn. Ze ademen menselijkheid uit. Uit ons eigen huis geworpen, naakt op de straathoek. En als niemand ze snel doet verdwijnen, stort het hele systeem van ontkenning in elkaar. Het begint naar leven te stinken. Een schuldige humus van het Teveel, ostentatief op elkaar gegooid. Je kan er maar beter met een enorme boog van negatie omheen. Want hier zingen de mensen: al het levende op één schone hoop, al het dode op de andere. Al het gekleurde boven de grond, al het verkleurde diep eronder. O wee osmose!
Omhels het wegwerpmateriaal. Zet de vreemde op je schoot. Zing het lied van de wederzijdse doordringing. Hou gewoon van je eigen afval. Kom hier menselijke en stoffelijke neveneffecten van die lekkere welvaart. Viezigheid? Maak er dan geen vuil boeltje van.